
Spreekwoorden: (1914)
Het zuur hebben,d.w.z. het land hebben, in een onaangename stemming verkeeren; mnl. het suurt mi, ik ben ontstemd. Het znw. zuur beteekent hier het opbreken van het maagzuur (zie n<sup>o<-sup>. 1716). Vgl. Harreb. II, 513: Hij heeft het zuur. Men zegt dit van een iegelijk, die reden heef...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Het zuur hebben,d.w.z. het land hebben, in een onaangename stemming verkeeren; mnl. het suurt mi, ik ben ontstemd. Het znw. zuur beteekent hier het opbreken van het maagzuur (zie n<sup>o<-sup>. 1716). Vgl. Harreb. II, 513: Hij heeft het zuur. Men zegt dit van een iegelijk, die reden heef...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.